Het voeren van transitiemelk na de biestperiode heeft een positief effect op de groei van kalveren en zorgt voor minder afwijkende mest. Dat blijkt uit een praktijkonderzoek uitgevoerd door student Ruth Huinder in samenwerking met biestspecialisten Klaas-Willem Nieuwland en dr. Juliana Mergh Leao van SCCL. Zowel het bedrijf als de onderzoekers zijn zeer enthousiast over de uitkomsten. Deze aanpak biedt melkveehouders de kans om de gezondheid en groei van hun kalveren al in de eerste weken positief te beïnvloeden.
Biest is essentieel voor pasgeboren kalveren, omdat zij worden geboren zonder antistoffen. Het kalf is dus volledig afhankelijk van antistoffen uit biest. Transitiemelk is melk van de tweede tot zesde melking na afkalven. Dus na de biest, maar voordat de reguliere melkproductie start. Deze melk bevat nog steeds een hoger gehalte aan voedingsstoffen, antistoffen en andere voordelen van biest dan reguliere melk. Diezelfde voordelen van transitiemelk zijn in dit onderzoek nagebootst door biestvervanger van SCCL toe te voegen aan kunstmelk. Eerder onderzoek toonde aan dat hevige diarree in de eerste levensmaanden, op lange termijn zorgt voor lagere melk-, eiwit- en vetproductie (Hulsman, 2021). Het is daarom essentieel om diarree bij kalveren zoveel mogelijk te voorkomen. Het voeren van transitiemelk kan hierbij helpen.
De praktijkproef
Om dit effect in de praktijk te testen, werd op melkveebedrijf Koepon een proef uitgevoerd. 20 vrouwelijke Holstein kalveren werden daar verdeeld in een test- en controlegroep en kregen de eerste drie dagen biest van hoge kwaliteit, gevolgd door kunstmelk. De testgroep kreeg als extra voeding naast de kunstmelk vanaf dag 4 tot 14, elke dag 420 ml biestvervanger van SCCL. De kalveren werden 6 weken lang regelmatig gewogen en gescoord voor gezondheidskenmerken.
Meer groei en meer weerstand
De testgroep realiseerde een hogere gemiddelde dagelijkse groei van 112 gram per dag extra tijdens de eerste 3 weken in vergelijking met de controlegroep. Door de extra groei kon een gemiddelde groei van 1 kg per dag worden bereikt. Afwijkende mest kwam significant vaker voor in de controlegroep dan in de testgroep en vooral in week 3 en 4. Deze weken vielen samen met stressmomenten zoals vaccinatie, onthoornen, verhuizen én het kritieke moment waarop ziekteverwekkers vaak toeslaan. De testgroep vertoonde in deze periode duidelijke meer weerstand. Het niveau van antistoffen in het bloed van de kalveren in beide groepen bleek heel hoog te zijn. Dit hoge niveau aan antistoffen in het bloed zorgde significant voor minder afwijkende mest in vergelijking met kalveren met een lager niveau van antistoffen.
Een gezond kalf is onbetaalbaar
Een hoog niveau van antistoffen is dus van belang voor een goede bescherming van het kalf. Dat alle kalveren hoge antistofwaarden hadden, benadrukt dat toepassing van kwalitatief hoge biest(vervangers) direct bijdragen aan een weerbare start. Voor de veehouder lijkt de aanschaf van biestpoeder in eerste instantie vaak een kostenpost, maar dit onderzoek laat zien dat dit wordt terugverdiend door betere groei, minder behandelingen en daardoor betere prestaties bij zowel jonge als oudere dieren.





